-
1 touche
touche [toesĵ]〈v.〉4 toets ⇒ penseelstreek, kleurcontrast, schrijfstijl♦voorbeelden:touche à effleurement • tiptoetstouche d'espacement • spatietoetssentir une touche • voelen dat men beet heeftpeindre à petites, grandes touches • met fijne, grove streek schilderentouche longue, courte • lange, korte inworpil y a touche • de bal is uitrester sur la touche • op het reservebankje zitten〈 figuurlijk〉 être mis sur la touche • op non-actief gesteld zijn, uitgerangeerd zijnf1) toets3) treffer [schermen]4) uiterlijk, voorkomen5) inworp [sport]6) zijlijn [sport] -
2 copie
copie [koppie]〈v.〉♦voorbeelden:pour copie conforme • voor eensluidend afschriftremettre une copie blanche • een leeg blaadje teruggeven→ pisseurf1) kopie, afdruk2) reproductie3) imitatie, nabootsing4) evenbeeld5) kopij, handschrift [boek]6) werk in 't net [huiswerk]7) blaadje, vel (papier) -
3 taquet
-
4 clavier
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский